Zolang de goede normenkaders in de Jeugdwet en richtlijnen niet worden nageleefd zal het systeem blijven disfunctioneren en schade toebrengen aan de ontwikkeling van de kinderen die het beoogd te beschermen.
Door: Advocaat mr. drs. Reinier Feiner
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd rapporteerde op 3 september 2019 na aanleiding van een suïcide van een minderjarige in gesloten jeugdhulp: “Teveel gezinsvoogden, teveel overplaatsingen, volstrekt onvoldoende diagnostisch onderzoek, onvoldoende systeemgericht, enz. enz.
De beschrijving van het rapport is ontluisterend verdrietig, maar helder en goed, indien de stevige signalen van de inspectie ook hun weg vinden naar de implementatie hiervan door jeugdhulpaanbieders en Gecertificeerde Instellingen (GI’s). Van deze urgentie en snelheid is in de praktijk helaas nog weinig zichtbaar.
Wachtlijsten bij de Gecertificeerde Instelling (GI) op een vaste jeugdbeschermer, op een tijdig en zorgvuldig onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en op passende jeugdhulp binnen een aanvaardbare termijn bij jeugdhulpaanbieders zijn alom aanwezig. Gemeente, de Raad voor de Kinderbescherming, de Gecertificeerde Instelling en jeugdhulpaanbieders blijken niet in staat binnen een voor het kind aanvaardbare termijn passende jeugdhulp te realiseren. Niet zelden wordt er geen psychodiagnostisch onderzoek uitgevoerd, omdat GI, jeugdhulpaanbieder en gemeente steggelen over de vraag wie die rekening moet betalen. Het is al lang tijd dat het niet-nakomen van die wettelijke normen gaat worden gesanctioneerd. De wetgever is aan zet: boeteclausules en schadevergoedingsregelingen voor onverantwoorde jeugdzorg is de enige oplossing tot afdwingbare jeugdhulp die tijden en effectief wordt ingezet in het belang van het kind.
U kunt hier het rapport op de site van de Inspectie vinden.
Enkele citaten:
Teveel overplaatsingen (15): “De 14-jarige jeugdige woonde in haar leven op vijftien verschillende plekken, waarvan negen in de laatste drie en een half jaar. In de periode voorliggend aan de overplaatsing naar Zuid-Holland is de jeugdige vaak overgeplaatst.”
Teveel gezinsvoogden (12): “Dit is zichtbaar in de hoeveelheid voogden, namelijk twaalf, die betrokken zijn geweest bij de jeugdige. In het laatste levensjaar van de jeugdige zijn bovendien vanuit de bureaudienst verschillende vervangende voogden betrokken geweest gedurende twee langere periodes van afwezigheid van de vaste voogd. Er is geen langdurige professional geweest in het leven van de jeugdige waar de jeugdige mee vertrouwd was. Ook is niet gezocht naar een andere volwassene als stabiele factor”
Onvoldoende aandacht voor psychiatrische problematiek van de minderjarige in de gesloten jeugdhulp: “Het gedrag van de jeugdige werd geduid als (externaliserend) instrumenteel gedrag. [GI] en [zorgaanbieder] hebben niet breder gekeken en gehandeld naar de oorzaken van het gedrag, ondanks de eerdere diagnose en de signalen van mogelijk psychiatrische problematiek dan wel suïcidale gedachten. ZO is er geen analyse uitgevoerd op de incidenten en is de jeugdige nooit onderzocht door een psychiater.”
Onvoldoende oog voor ‘brusjes’-relatie: “Naast de jeugdige stonden ook haar broer en zus onder voogdij van [de GI]. In de beslissingen die gebomen zijn bij één van de jeugdigen heeft [de GI] onvoldoende meegewogen welke consequenties dit zou hebben voor de andere twee jeugdigen. Ook is onvoldoende aandacht geweest voor de communicatie over deze beslissingen richting de andere jeugdigen uit het gezin.”
Conclusie van de Inspectie: “Opvallend in dit onderzoek is dat de jongeren om de jeugdige heen meer informatie hadden dan de professionals over de gedachten en gevoelens die schuilgingen achter het zichtbare gedrag van de jeugdige; Zo sprak de jeugdige met verschillende jongeren op verschillende momenten over het feit dat de jeugdzorg niet meer aan de jeugdige mocht verdienen.”
Oproep inspectie: “De inspectie roept alle gecertificeerde instellingen en jeugdhulpaanbieders op om te stoppen met het overplaatsen van jeugdigen. Organiseer passende hulp om de jeugdige geen in plaats van de jeugdige over te plaatsen naar steeds weer een volgende instelling. Breng in kaart welke jeugdigen veelvuldig zijn overgeplaatst en wie steeds weer een andere (gezins)voogd kregen. Ga met deze jeugdigen en hun familie in gesprek over het perspectief en bepaal wat de jeugdige nodig heeft om een eind te maken aan de overplaatsingen. Neem hierbij de behoefte van de jeugdige als uitgangspunt en niet het bestaande aanbod. Zoek verder een vertrouwenspersoon voor de jeugdige, die blijvend is in diens leven. Iemand die voor de jeugdige op kan komen en die echt diepgaand in gesprek gaat met de jeugdige, zodat iedere jeugdige kan ervaren dat hij of zij er niet alleen voor staat in het leven.”
In een kort daarvoor verschenen inspectierapport van 15 augustus 2019 naar aanleiding van een suïcide van een minderjarige in gesloten jeugdhulp gaf de inspectie aan:
“Voor jeugdigen met complexe problematiek die zijn aangewezen op verblijf in een instelling zijn geschikte vervolgplekken zeldzaam en de wachtlijsten daarvoor zeer ang. Dit maakt dat een deel van de jeugdigen onnodig lang in de gesloten jeugdzorg verblijft en dat hun motivatie voor behandeling afneemt.”
De inspectie geeft conclusies en aanbevelingen die reeds lang de bedoeling waren van de wetgever en vervat zijn in de Jeugdwet:
- 1 gezin, 1 plan en 1 regisseur
- Zo-zo-zo-beleid
- Vrijheidsontneming in het kader van behandeling moet een ultimum remedium zijn en niet langer duren dan strikt noodzakelijk (ex art. 5 lid 1 sub d EVRM)
In de praktijk worden de wettelijke bepalingen structureel niet nageleefd:
- Jeugdhulpplicht ex art. 2.3 Jw: zowel kwantitatief als kwalitatief moet er een voldoende aanbod worden gerealiseerd door het College van B&W van de gemeente wast het kind woonachtig is/was.
- De plicht op verantwoorde jeugdhulp, bijvoorbeeld om binnen vijf werkdagen een vaste jeugdbeschermer aan te stellen en om binnen zes weken met ouders en jeugdige een plan te maken;
Probleem van alle normenkaders binnen de jeugdzorg is dat deze op zich goed onderbouwd en praktisch toepasbaar zijn, maar de handhaving van die normen niet plaats vindt. De Inspectie lijkt onvoldoende handhavend op te treden, de GI durft het College van B&W niet in kort geding te dwingen extra jeugdhulp in te kopen indien een jeugdige geen passend zorgaanbod kan krijgen, enz. enz.