Op 12 mei 2022 zijn de moties ingediend bij het debat over problemen met uithuisplaatsing van kinderen. 17 mei zal er worden gestemd.
Hieronder vindt u de motie over een verplichte procesvertegenwoordiging voor kinderen en ouders bij procedures rond uithuisplaatsingen en gezagsbeëndigende maatregelen en de motie over een vergelijking van beschikbare instrumenten en tijd van kinderrechters in Nederland en kinderrechters in andere Europese landen. Reinier Feiner pleit hier al langer voor:
Ambtshalve toevoeging advocaat bij 1e #uithuisplaatsing noodzakelijk ex 6 en 8 EVRM.
Graag bepleit ik dat de Minister voor Rechtsbescherming op korte termijn realiseert dat ouders die te maken krijgen met een 1e uithuisplaatsing direct door de rechtbank worden voorzien van een advocaat (via een ambtshalve last conform de procedure gesloten plaatsing). Het pro-actief regelen van die rechtsbijstand voorkomt een hoop ellende voor kinderen, ouders en het vertrouwen in de rechtspraak. Al jarenlang is het realiseren van een effectieve rechtsbescherming niet goed geregeld door de #rechtspraak , omdat de wetgever dit niet regelt. Kinderrechters kunnen zo niet goed rechtspreken. I.v.m. de eerder aangekondigde regeling kosteloze rechtsbijstand aan slachtoffers Toeslagenaffaire i.v.m. procedures rondom de uithuisplaatsing van hun kinderen zag ik media-optredens waarin cijfers en situaties van oneigenlijke uithuisplaatsing werden gebagatelliseerd. Het is gevaarlijk om concrete cijfers te benoemen of te stellen dat kinderen nooit uit huis geplaatst worden vanwege sociaaleconomische omstandigheden alleen. Jeugdzorg Nederland noch rechtspraak zijn hierin betrouwbaar in het aanleveren van cijfers, omdat ze die niet goed bijhouden. In mijn praktijk blijkt het koppelingsbeginsel hieraan debet (Uit mijn praktijk: vb. moeder en kinderen worden uit vrouwenopvang gezet (na huiselijk geweld door Nl-se partner waarna Jeugdbescherming kinderen uit huis plaatst. Vb. Huisuitzetting wegens huurachterstand, kinderen worden in pleeggezin ondergebracht, want anders op straat) ECLI:NL:GHDHA:2017:964, maar zie ook: ECLI:NL:GHAMS:2011:BR3011 “Hoewel een wettelijke grondslag voor de toevoeging van een advocaat aan de moeder in de Nederlandse wetgeving ontbreekt, is de rechtbank van oordeel dat een dergelijke toevoeging op grond van artikel 6 EVRM wordt vereist. De rechtbank grondt dit oordeel onder meer op het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna EHRM), Nenov tegen Bulgarije, 6 juli 2009, 33738/02. Daarin is overwogen dat de specifieke omstandigheden van een zaak in ogenschouw genomen moeten worden en dat het gebrek aan rechtsbijstand tot gevolg kan hebben dat een partij de mogelijkheid wordt ontnomen om tot een doeltreffende verdediging te komen, terwijl het voorliggende geschil tot een aanzienlijke verzwakking van de verhouding tussen die partij en diens kinderen zou kunnen leiden en dus inbreuk zou kunnen maken op een wezenlijk element van het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven. Onder die omstandigheden is de eerbiediging van het recht op een eerlijk proces ook een waarborg voor het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven.”