De Raad voor de Kinderbescherming beschrijft een dalende trend sinds 2018 van het aantal kinderbeschermingsmaatregelen, waarbij ook een sterke afname zichtbaar is van het aantal keren dat een uithuisplaatsing is verzocht. Als reden wordt gegeven dat er vaker beter in het vrijwillig kader met ouders samen aan oplossingen wordt gewerkt, bijvoorbeeld aan de jeugdbeschermingstafel (zie https://magazines.kinderbescherming.nl/jaarbericht/2023/01/naar-zo-min-mogelijk-uithuisgeplaatste-kinderen).
Dat klinkt goed en kan het ook zijn. Toch moeten enkele kanttekeningen en vragen worden geplaatst/gesteld:
- Worden ‘vrijwillige’ uithuisplaatsingen meegerekend? Ik heb cliënten die zich gedwongen voelden vrijwillig mee te werken bij uithuisplaatsing na een bevalling en pas na de plaatsing zich melden en aangaven dat ze geen rechtsbescherming voelden, maar machteloosheid en het dus eigenlijk niet eens waren met de uithuisplaatsing.
- Hoe vaak is er sinds 2018 gekozen voor vrijwillige uithuisplaatsing na een jeugdbeschermingstafel?
- Hoe is er geborgd dat ouders op basis van informed consent ex artikel 8 EVRM meewerken tijdens zo’n tafel?
Tot slot: er is een groot gebrek aan jeugdbeschermers en er zijn wachtlijsten voor jeugdhulp. Is de dalende trend niet vooral te wijten aan een gebrek aan aanbod?