De achilleshiel voor tijdige jeugdhulp voor gezinnen is (het niet willen/kunnen afdwingen van) de jeugdhulpplicht van de gemeenten. Jeugdbescherming (met hun exclusieve bevoegdheid tot bepaling van de jeugdhulp) heeft in de afgelopen acht jaar nog nooit de rechter gevraagd een college te dwingen buitencontractuele jeugdhulp in te kopen of anderszins de onaanvaardbare gevolgen voor kwetsbare kinderen in een individueel geval te voorkomen. Praktisch is er dus geen doorzettingskracht.
De onlangs uitgekomen handreiking om het verwijsproces te vereenvoudigen en de werkdruk bij GI’s te verlagen is weliswaar een stap in een efficiënter verwijzingsproces, maar geen stap dichterbij een jeugdstelsel waarbij organisaties van jeugdbescherming de rechten van kinderen niet alleen borgen ten opzichte van ouders, maar ook ten opzichte van haar ketenpartners. Wat is dan eigenlijk de toegevoegde waarde van een GI boven een lokaal team (= wijkteam nieuwe stijl)? Wellicht is het beter de GI af te schaffen en haar medewerkers als ambtenaar van de gemeente in het lokaal team in te bedden. Uitvoering van de Jeugdwet en Wmo 2015 geschiedt dan door/namens het college en rechtsbescherming bij de bestuursrechter. Dat geeft wellicht meer synergie en een bredere scope voor de jeugdsector.