Inspectie: Toezicht op kinderen in pleeggezinnen en gezinshuizen is ver onder de maat. Kinderen die uithuisgeplaatst zijn in het kader van een kinderbeschermingsmaatregel worden te weinig gezien door de jeugdbeschermer. Dit is vooral risicovol bij voogdijkinderen. Anders dan bij de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, die ten minste jaarlijks door de kinderrechter worden getoetst is er geen periodieke toetsing of toezicht op de uitvoering van de voogdijmaatregel. De grote personeelstekorten en de werkdruk bij jeugdbescherming spelen hierin een negatieve rol. Goed en onafhankelijk toezicht, periodieke toetsing en rechtsbescherming zijn ontbrekende basisvoorwaarden voor het borgen van de veiligheid van voogdijkinderen. En dat dat nodig is weten we al sinds de Commissie de Winter!
De inspectie constateert:”De inspecties zien het volgende:
Er zijn nog altijd lange wachtlijsten bij Veilig Thuis, de instelling waar meldingen over onveilige situaties binnenkomen. Er wordt voor kinderen, gezinnen en huishoudens niet tijdig een veiligheidsbeoordeling of onderzoek uitgevoerd.
De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) voert op verzoek van de inspecties de toets uit naar het beschermingsonderzoek voor het kind waarop geen zicht is als ze op de wachtlijst staan.
Hoewel de wachtlijsten bij de gecertificeerde instellingen (GI’s) voor jeugdbescherming en jeugdreclassering licht zijn gedaald, zijn er overal nog steeds wacht- of doorstroomlijsten.
Jongeren die een straf van de jeugdrechter hebben gekregen moeten te lang wachten op een passende straf of maatregel. Daarna is jeugdhulp in strafrechtelijk kader door de wachtlijsten niet altijd passend of zorgt dit ervoor dat een maatregel langer duurt.”